de trommelaar zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: trom·me·laar Verbuigingen: trommelaars (meerv.) Verbuigingen: trommelaartje (verkleinwoord) Iemand die een trommel bespeelt, trommelslager, tamboer Voorbeeld: 'De trommelaar was een signaalgever in het leger.' . Synoniemen: drummer 2 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/trommelaar