1.tros, bundel, tuil Voorbeeld: ‘Horieneke ging met de ander kinders de schoolpoort binnen waar hun wassen keersen te branden stonden boven de truisen gouden bloemen en blaren die blonken’ 2.de boven de rand van de pijpekop uitstekende tabak Voorbeeld: ‘Met de twee voorste vingers wond hij de gepaste hoeveelheid tabak uit de korf, ... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0022.php