turnen werkw. Uitspraak: [ ˈtʏrnə(n) ] Afbreekpatroon: tur·nen Vervoegingen: turnde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geturnd (volt.deelw.) gymnastiekoefeningen aan of op een toestel doen sport Voorbeeld: 'Voorbeelden van turntoestellen zijn de evenwichtsbalk en de brug, maar ook de 'vloer' wordt een toestel genoemd.' 5...
1) Gym 2) Gymnastiek doen 3) Gymnastisch tijdverdrijf 4) Gymnastische oefeningen 5) Gymnastieken 6) Lenige sport 7) Lichaamsbeweging 8) Lichaamsoefening 9) Olympische sport 10) Sport 11) Sporten 12) Sportles 13) Tak van sport 1) Gym 
gymnastische oefeningen verrichten; gymnastiekles hebben (toon de herkomst via de etymologiebank)
oefeningen doen aan een apparaat vb: zij is erg lenig, ze zit op turnen
gymnastische oefeningen doen
Atletische wedstrijdsport waarbij op bekwame wijze fysieke kracht-, lenigheids- en evenwichtsoefeningen moeten worden uitgevoerd op en aan toestellen zoals matten, evenwichtsbalken, bruggen, paarden en ringen. Gebruik ‘acrobatiek’ voor de kunst van het draaien, balanceren en springen voorzover als voorstelling gepresenteerd.
Afremmen van de vaart van een van de helling lopend vaartuig met het stoptouw.