I het uiterlijk zelfst.naamw. Uitspraak: [ 'œytərlək ] Afbreekpatroon: ui·ter·lijk Verbuigingen: uiterlijken (meerv.) manier waarop iets of iemand er aan de buitenkant uitziet Voorbeelden: 'een heer met een beschaafd uiterlijk' , 'Het uiterlijk van de auto is nog mooi, de binnenkant niet.' Antoniem: innerlijk Synoniem: voorkomen (1) II...
1) Aanblik 2) Aangezicht 3) Aanschijn 4) Aanzicht 5) Aanzien 6) Buitenaf 7) Buitenkant 8) Buitenzijde 9) Exterieur 10) Figuur 11) Fysionomie 12) Gedaante 13) Gelaat 14) Habitus 15) Karakter 16) Langst 17) Maximaal 18) Niet later dan 19) Ogenschijnlijk 20) Op zijn laatst 21) Op zijn langst 22) Postuur 
bn., zn. en bijw. (toon de herkomst via de etymologiebank)
aan de buitenkant vb: uiterlijk leek ze kalm, maar innerlijk was ze heel boosgedeelte dat naar buiten is gekeerd vb: zij geeft niets om haar uiterlijk
Het uiterlijk van iemand is hoe iemand er uit ziet. Welke kleding hij draagt, zijn gewicht, lengte, kleur ogen en haar.
•zoals iets of iemand er van buiten uitziet. •betrekking hebbend op de buitenkant van iets of iemand. •het laast nog aanvaardbare. •het laast nog aanvaardbare. (+audio)
visueel waarneembaar; extreem, uiterst
visueel waarneembaar
Duidt op hoe de wijn eruit ziet als hij nauwkeurig bekeken wordt.