ten einde joelen, ophouden met joelen, uitgeput raken door joelen - Voorbeeld: ‘Heel de lente deed hij (= de wind) niets dan stoeien en zottebollen over 't land en als een jong, een levenslustig dier, dat moe gespeeld en uitgejoeld is heeft hij zich ergens bachten de heuvel neergevleid’ (Glorierijke Licht 357) Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0023.php