uitladen werkw. Uitspraak: [ œytladə(n) ] Afbreekpatroon: uit·la·den Vervoegingen: laadde uit (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft uitgeladen (volt.deelw.) 1) (goederen) uit een voer- of vaartuig halen Voorbeeld: 'de varkens uitladen uit de vrachtauto' 2) (een voer- of vaartuig) van zijn lading ontdoen Voorbee... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/uitladen