uitstappen werkw. Uitspraak: [ 'œytstɑpə(n) ] Afbreekpatroon: uit·stap·pen Vervoegingen: stapte uit (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is uitgestapt (volt.deelw.) ergens uit gaan, iets verlaten Voorbeelden: 'Bij het volgende station moet ik uitstappen.' , 'de bus uitstappen' , 'niet uit de eurozone willen uitstappen' Antoniem: instappen... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/uitstappen