
I a de Uruguees zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ uru'gwes ] Afbreekpatroon: Uru·guees Verbuigingen: Uruguezen (meerv.) I b de Uru - guese zelfst.naamw. Uitspraak: [ uru' - gwesə ] Afbreekpatroon: Uru·guees Verbuigingen: Uruguesen (meerv.)
inwoner van Uruguay Voorbeeld: 'In de week voor Pasen gaan veel Uruguezen op vakantie.' II Uruguees ...
Gevonden op
https://woorden.org/woord/Uruguees

1) Inwoner van Latijns-Amerika 2) Inwoner van Zuid-Amerika 3) Uit een Zuid-Amerikaans land
Gevonden op
https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Uruguees/1
Geen exacte overeenkomst gevonden.