sudderen werkw. Uitspraak: [ sʏdərə(n) ] Afbreekpatroon: sud·de·ren Vervoegingen: sudderde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gesudderd (volt.deelw.) gaar laten worden door zachtjes te koken in een gesloten pan met vocht Voorbeeld: 'Laat de runderlapjes anderhalf uur sudderen.' Synoniem: smoren Dat conflict suddert al heel lang. ...
1) Garen 2) Stoven 3) Pruttelend zacht koken 4) Pruttelend koken 5) Pruttelen 6) Koken 7) Smoren 8) Bereidingswijze 9) Zacht koken 10) Zachtjes koken 11) Langdurig stoven 12) Stof 13) Seuteren 
pruttelend koken
Het zachtjes laten pruttelen in braadjus of stoofvocht van het voedsel met een lange bereidingstijd
Het zachtjes laten pruttelen in braadjus of stoofvocht van het voedsel met een lange bereidingstijd. 
Het zachtjes laten koken van voedsel in braadjus of stoofvocht.
Het op een laag vuur langdurig smoren of stoven van gerechten. http://www.kokswereld.nl/content-culinairwoordenboek.html
Bij lage temperatuur smoren of stoven van voedingsmiddelen, die een lange bereidingstijd vragen
zachtjes koken (toon de herkomst via de etymologiebank)
Het op een laag vuur langdurig smoren of stoven van gerechten.
zachtjes koken en borrelen vb: de pan met vlees staat te sudderen op het fornuis Synoniem: pruttelen
of stoven: In een afgesloten pan voedsel (bv vlees of kip) gedurende lange tijd in vocht of braadvet zacht en gaar laten worden en dit op een laag vuurtje, zodat het vocht net niet kookt. Zie ook ‘Stoven’.
Het op een laag vuur langdurig smoren of stoven van gerechten.