de velg zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ vɛlx ] Verbuigingen: velgen (meerv.) deel van het wiel waar de band op ligt Voorbeelden: 'achtervelg' , 'voorvelg' , 'autovelg' 
1) Rand van een wiel 2) Buitenrand 3) Rijwielonderdeel 4) Wielrand 5) Deel van een auto 6) Deel van een autowiel 7) Deel van een fiets 8) Rand 9) Deel van een fietswiel 10) Deel van een rad 11) Deel van een wiel 12) Wieldeel 
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Velg, Velgplaat``] Zie Voertuigen
buitenrand van wiel
Let op: Spelling van 1858 de buitenste omtrek van een rad
buitenrand van een wiel (toon de herkomst via de etymologiebank)
buitenkant van een wiel, waar de band omheen zit vb: toen de band lek was, reed ik op de velg
gehele ruimte en ligt strak tegen het velglint aan') Een 'velg en een wielschijf vormen samen een' wiel waarop een band gemonteerd is.
•de buitenrand van een wiel waar de band omheen zit.
buitenrand van wiel