verdringen werkw. Uitspraak: [ vərˈdrɪŋə(n) ] Afbreekpatroon: ver·drin·gen Vervoegingen: verdrong (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft verdrongen (volt.deelw.) 1) (iemand of iets) van zijn of haar oorspronkelijke plek dringen Voorbeelden: 'de winnaar van vorig jaar van zijn plaats verdringen' , 'De kopers verdrongen zich r...
1) Naar de achtergrond verdrijven 2) Onderkruipen 3) Onttronen 4) Refouleren 5) Terzijde schuiven 6) Verdrijven 7) Wegdringen 8) Wegduwen 1) Onderkruipen 2) Onttronen 3) Refouleren 4) Verdrijven 5) Wegdringen 6) Wegduwen 
zorgen dat hij vertrekt vb: zij verdrong hem van zijn plaats en ging er zelf staan
• [ov] ervoor zorgen dat er voor sommigen geen plaats meer is. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
verdrijven
Verdrijvingen van grondgebonden activiteiten, met name kleinschalig landbouw, naar andere gebieden