zich verkleden reflexief werkw. Uitspraak: [ vərˈkledə(n) ] Afbreekpatroon: ver·kle·den Vervoegingen: verkleedde zich (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft zich verkleed (volt.deelw.) 1) andere kleren aandoen Voorbeeld: 'Ik moet me nog douchen en verkleden.' 2) je zó kleden dat je niet te herkennen bent Voorb...
1) Andere kleding aantrekken 2) Anders kleden 3) Herkleden 4) Kostumeren 5) Maskerade 6) Omkleden 7) Omtrekken 8) Overkleden 9) Travesteren 10) Travestie 11) Uitdossen 12) Vermommen 1) Kostumeren 2) Omkleden 3) Travesteren 4) Uitdossen 5) Vermommen 6) Vermomming 
andere kleren aantrekken vb: verkleed jij je nog voor dat feest? Synoniem: omkleden
•andere kleren aandoen. (+audio)
omkleden