1.stuk knagen Voorbeeld: ‘Amper de tijd dat zij voortgesleurd werd uit de klas, had Hélène het papier verknabbeld en verzwolgen’ (Blijde Dag 126) 2.verbijten Voorbeeld: ‘Boerke verknabbelde zijn opgewondenheid’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0024.php