verloochenen werkw. Uitspraak: [ vərˈloxənə(n) ] Afbreekpatroon: ver·loo·che·nen Vervoegingen: verloochende (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft verloochend (volt.deelw.) net doen alsof je niets te maken hebt met (iets dat of iemand die belangrijk voor je is) Voorbeeld: 'je principes verloochenen' Synoniemen: : afvallen, verraden ...
1) Afvallen 2) Afzweren 3) Het ontkennen 4) Liegen 5) Logenstraffen 6) Loochenen 7) Miskennen 8) Niet willen kennen 9) Ontkennen 10) Repudiëren 11) Verraden 12) Verzaken 1) Afzweren 2) Liegen 3) Logenstraffen 4) Loochenen 5) Miskennen 6) Ontkennen 7) Verzaken 
verraden, afvallen Voorbeeld: Hij verloochent zijn afkomst nooit.
•zijn geloof opzij zetten, ontrouw worden. (+audio)
beweren geen betrekking tot het genoemde te hebben
verwerpen; niet willen erkennen