mistig, nevelig worden, door nevel omgeven worden, in de nevel verdwijnen - Voorbeeld: ‘'t Is klaar noch donker, altijd hangt de zonnegloed in volwarme deemstering over 't veld; de verten vernevelen zachtjes blauwendig en vaal wit’ - Voorbeeld: ‘Hij voelde de werkelijkheid rond zich vernevelen, begoocheld, opgewekt, in vervoering g... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0024.php