verpauperen werkw. Uitspraak: [ vər'pɑupərə(n) ] Afbreekpatroon: ver·pau·pe·ren Vervoegingen: verpauperde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is verpauperd (volt.deelw.) door armoede en/of te weinig aandacht in verval raken Voorbeeld: 'Deze wijk is zwaar verpauperd.' Synoniemen: verarmen verloederen 3 definities...
1) Arm worden 2) In armoede vervallen 3) Tot armoede vervallen 4) Verarmen 5) Verloederen 1) Vervallen 
tot armoede vervallen - Woordfeit: Verpauperen heeft het Latijnse woord pauper `arm` in zich. Pauper komt in het Nederlands ook als zelfstandig naamwoord voor, met de betekenis `arm persoon, zonder middelen van bestaan`. Pauper is ook in andere talen terechtgekomen: bijvoorbeeld in het Engels als poor, in het Fran...
Verloederen, tot armoede vervallen.