vertrekken werkw. Uitspraak: [ vər'trɛkə(n) ] Afbreekpatroon: ver·trek·ken Vervoegingen: vertrok (verl.tijd enkelv.) 1) weggaan Vervoegingen: is vertrokken (volt.deelw.) Voorbeelden: 'De trein vertrekt van spoor 4.' , 'We vertrekken pas volgende week zaterdag.' met de noorderzon vertrokken zijn (ongemerkt en met onbekende beste... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/vertrekken