verwilderen werkw. Uitspraak: [ vər'wɪldərə(n) ] Afbreekpatroon: ver·wil·de·ren Vervoegingen: verwilderde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is verwilderd (volt.deelw.) 1) geleidelijk wilder worden Voorbeelden: 'Doordat we geen tijd hebben verwildert onze tuin.' , 'De katten in dat park zijn helemaal verwilderd.' 2) Gevonden op https://www.woorden.org/woord/verwilderen