de show zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ʃo ] Verbuigingen: shows (meerv.) 1) voorstelling met amusement Voorbeelden: 'showbusiness' , 'tv-show' , 'theatershow' de show stelen (ieders aandacht trekken) 'Het kind stal de show met haar liedje voor de gasten.' 2) keer waarbij iets aan publiek getoond wordt Voorbeelden:...
1) Optreden 2) Handelsexpositie 3) Happening 4) Opvoering 5) Bezichtiging 6) Schouwspel 7) Tentoonstelling 8) Spelprogramma 9) Uiterlijk vertoon 10) Performance 11) Uitstalling 12) Staatsie 13) Amusementsprogramma 14) Amusementsprogramma op radio of tv 15) Amusementsuitvoering 16) Vertoon 17) Vertoning 
voorstelling, tentoonstelling
voorstelling, tentoonstelling (toon de herkomst via de etymologiebank)
voorstelling met muziek, dans etc. vb: in de show traden dertig artiesten op
•een onderhoudende presentatie. • •Nederlands
voorstelling, tentoonstelling
Een show is een voorstelling, een optreden, een radio- of televisieprogramma. [basiswoordenlijst groep 4]