Let op: Spelling van 1858 het ambt van eenen vicaris; de plaatsbekleeding, het plaatsbekleedend bestuur. Vicariëren, iemands plaats bekleeden, diens ambt waarnemen. Vicaris, vicaire, Fr., vicariüs, Lat., een hulpgeestelijke, kerkelijk plaats-bekleeder; een ambts- of plaatsvervanger
Gevonden op
http://www.dbnl.org/tekst/weil004kuns01_01/
Geen exacte overeenkomst gevonden.