de visboer zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: vis·boer Verbuigingen: visboeren (meerv.) Verbuigingen: visboertje (verkleinwoord) een handelaar die gespecialiseerd is in de verkoop van vis Voorbeeld: 'We gaan even naar de visboer.' . Synoniemen: vishandelaar 3 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/visboer