I tuk bijv.naamw. 1) 'tuk zijn op' iets graag hebben of lusten, dol op iets zijn 2) 'iemand tuk hebben' iemand een – al dan niet grappig bedoelde – streek leveren II de tuk zelfst.naamw. (m.) Verbuigingen: tukken Verbuigingen: tukje 1) een korte periode van slaap 2) 'Twente': broekzak... Gevonden op https://woorden.org/woord/tuk
1) Korte stoot 2) Graag 3) Dutje 4) Gretig 5) Stoot 6) Plaats in de Benelux 7) Plaats in Nederland 8) Plaats in Overijssel 9) Vinnig 10) Inborst 11) Flink 12) Hazenslaapje 13) Lichte slaap 14) Hazenslaap 15) Happig 16) Hap 17) Handige streek 18) Zeer gesteld op 19) Vlot 20) Verzot op 21) Slinkse streek Gevonden op https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Tuk/1
•"~ zijn op" iets graag hebben. •"iemand ~ hebben" iemand een grappige streek geleverd hebben •tweede betekenisomschrijving Gevonden op https://nl.wiktionary.org/wiki/tuk