vlekken werkw. Uitspraak: [ 'vlɛkə(n) ] Afbreekpatroon: vlek·ken Vervoegingen: vlekte (verl.tijd ) 1) vlekken veroorzaken Vervoegingen: heeft gevlekt (volt.deelw.) Voorbeeld: 'oppassen dat je zonnebrandcrème niet vlekt op je bikini' 2) vlekken krijgen Vervoegingen: is gevlekt (volt.deelw.) Voorbeeld: 'Als bladere...
1) Afgeven 2) Bevlekken 3) Bezoedelen 4) Kladden 5) Knoeien 6) Morsen 7) Smetten 8) Spotten 9) Vlakken 10) Vloeien 
ontschorsen (toon de herkomst via de etymologiebank)
1) vlekken maken 2) vlekken krijgen 3) door een groot kleurcontrast afsteken tegenover zijn omgeving
[I] (verouderd) opensnijden en schoonmaken (van vis) [II] vlekken krijgen of veroorzaken
duidelijk zichtbaar zijn - Voorbeeld: ‘In de verte, tegen de hemel, vlekte altijd even zwart en dreigend, de grote hoeve’
Het aanbrengen van een kleurstof die doordringt in of zich mengt met de substantie waarop de kleurstof wordt aangebracht.