vlug, vaardig - Voorbeeld: ‘Onbevangen ging Hélène voor haar kussen zitten en sloeg vlugvingerig de klosjes dooreen die dat wondere neteldoek toveren dat men “dentelle de Bruxelles” noemt’ (Blijde Dag 32) Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0024.php