wachten werkw. Uitspraak: [ 'wɑxtə(n) ] Afbreekpatroon: wach·ten Vervoegingen: wachtte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gewacht (volt.deelw.) blijven waar je bent of niets doen totdat er iets gebeurt Voorbeelden: 'voor het stoplicht wachten' , 'Waar wacht je op?' , 'Ik wacht nog even met boeken totdat de reis definitief doorgaat.'... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/wachten
1.ergens blijven of zich ophouden tot iemand of iets komt (VD A 1) Voorbeeld: ‘Ik voelde nu dat ik lange, lange dood was en, hier alleen, te wachten lag, ik en weet niet meer naar wat’ 2.duren Voorbeeld: ‘Hier verleefde zij een lange tijd. (...) En weer ging zij naar de ik (...) zij telde de streepjes in de schors, maar hoofdschudd... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0025.php