de weduwe zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ 'wedywə ] Afbreekpatroon: we·du·we Verbuigingen: weduwen, weduwes (meerv.) vrouw van wie de man overleden is 
1) Alleenstaande vrouw 2) Vrouw van wie de man is gestorven 3) Vrouw van wie de man is overleden 4) Vrouw wier man is gestorven 5) Vrouwspersoon 6) Begijn 7) Weeuw 8) Weduwvrouw 9) Burgerlijke staat 10) Overlevende vrouw 
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (De kruik der -) zie Sarepta.
(hoerenjong of weduwe) In de zetterij wordt deze term gebruikt voor staartpagina's - pagina's aan het eind van een hoofdstuk of boek - die zeer weinig regels bevatten en verder wit blijven. Over wat het toelaatbare minimum is, verschilt men van mening. Eén regel op een staartpagina acht iedereen onaanvaardbaar, maar sommigen vinden ook pagina's me...
Zie hoerenjong
vrouw van wie de echtgenoot is overleden
familie- en personenrecht: de langstlevende echtgenote, de vrouw die achterblijft als de man overlijdt. ...
vrouw van wie de man gestorven is vb: mijn oma is al vroeg weduwe geworden
•vrouw wier echtgenoot overleden is.
vrouw van wie de echtgenoot is overleden
, vrouw wier man gestorven is.