de wetering zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ 'wetərɪŋ ] Afbreekpatroon: we·te·ring Verbuigingen: weteringen (meerv.) brede sloot Voorbeeld: 'met een roeibootje door de wetering varen' 5 definities...
1) Aartsbisschop van Utrecht 2) Afwatering 3) Beek 4) Beekje 5) Binnenwater 6) Brede sloot 7) Een lopend watertje 8) Gegraven water 9) Gegraven waterweg 10) Geul 11) Gleuf 12) Grensscheiding 13) Griffel 14) Grote brede sloot 15) Kanaal 16) Kanaal in Gelderland 17) Kil 18) Laak 19) Lee 20) Natuurlijke waterloop 1) Beek 2) Beekje 3) Geul 4) Gleuf 5) Grensscheiding 6) Hoofdsloot 7) Kanaal 8) Kil 9) Laak 10) Lede 11) Lee 12) Lie 13) Poel 14) Ril 15) Rijt 16) Sloot 17) Stroom 18) Tochtsloot 19) Treksloot 20) Vaart 21) Water 22) Watering 23) Waterloop 24) Zijp 
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Wetering``] Zie Wateren
stroom (toon de herkomst via de etymologiebank)
stroom
Brede, meestal gegraven afwateringssloot in een kom.
(Gegraven) waterloop. Vooral bij de ontginning van laagveengebieden was het graven van een wetering belangrijk voor de ontwatering van het gebied. De wetering werd gegraven evenwijdig aan de ontginningsbasis, zoals een weg, dijk of oeverwal. Vanaf de ontginningsbasis werd het veen dan ontgonnen tot aan de eerste wetering. Vandaar kon het proces zic...
Gegraven waterloop