de winkel zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈwɪŋkəl ] Afbreekpatroon: win·kel Verbuigingen: winkels (meerv.) bedrijf waar je dingen kunt kopen Voorbeeld: 'speelgoedwinkel' op de winkel passen (zorgen dat alles blijft gaan zoals het ging en verder niets veranderen) Synoniemen: boetiek winkelzaak zaak Spreekwoorden en zegswijzen • we... Gevonden op https://woorden.org/woord/winkel
1) Plaats in Nederland 2) Verkooplocatie 3) Verkoophuis 4) Supermarkt 5) Magazijn 6) Plek om goederen te kopen 7) Plaats voor aankopen 8) Plaats in Noord-Holland 9) Affaire 10) Verkooppunt 11) Plaats in de Benelux 12) plaats in België 13) Nering 14) Afzetapparaat 15) Warong 16) Shop 17) Detailhandelszaak Gevonden op https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Winkel/1
bedrijf dat een assortiment handelsproducten verkoopt, in de regel in kleine aantallen of hoeveelheden aan particuliere verbruikers, en soms bijbehorende diensten op het vlak van onderhoud en reparatie aanbiedt; winkelbedrijf gebouw, pand of een deel daarvan waar handelswaar voor verkoop wordt uitgestald; ruimte of deel daarvan waarin een winkelbed... Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/winkel
gebouw waar je dingen kunt kopen vb: ze hebben een groentewinkel in de winkel staan [klanten helpen in de winkel] Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/