de winkel zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈwɪŋkəl ] Afbreekpatroon: win·kel Verbuigingen: winkels (meerv.) bedrijf waar je dingen kunt kopen Voorbeeld: 'speelgoedwinkel' op de winkel passen (zorgen dat alles blijft gaan zoals het ging en verder niets veranderen) Synoniemen: boetiek winkelzaak zaak Spreekwoorden en zegswijzen • wer... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/winkel
gebouw waar je dingen kunt kopen vb: ze hebben een groentewinkel in de winkel staan [klanten helpen in de winkel] Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=winkel