wollen, wollige lokken hebbend - Voorbeeld: ‘Rik lag daar uitgestrekt, de magere Rik, zie, zijn beenderige borst en smalle schouders, en dat wollokkig kroezelhaar om zijn bleek gelaat’ Gevonden op https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0025.php