zakelijk bijv.naamw. Uitspraak: [ ˈzakələk ] Afbreekpatroon: za·ke·lijk 1) met betrekking tot een bedrijf of zaak Voorbeeld: 'zakelijke contacten' Antoniem: privé Synoniem: commercieel 2) nuchter en praktisch Voorbeelden: 'Laten we deze problemen zakelijk bekijken en niet te emotioneel doen.' , 'een zakelijke s...
1) Beknopt 2) Beredeneerd 3) Bondig 4) Commercieel 5) Degelijk 6) Doelmatig 7) Essentieel 8) Feitelijk 9) Functioneel 10) Klinisch 11) Koel 12) Materieel 13) Meritoir 14) Nuchter 15) Objectief 16) Pittig 17) Praktisch 18) Precies 19) Prozaïsch 20) Reaal 21) Realistisch 22) Reëel 23) Verstandelijk 1) Beredeneerd 2) Berustend op de rede 3) Bondig 4) Bondigheid 5) Commercieel 6) De handel betreffend 7) Degelijk 8) Doelmatig 9) Een zaak uitmakend 10) Feitelijk 11) Glashard 12) In wezen 13) Koel 14) Materieel 15) Modestijl 16) Niet persoonlijk 17) No-nonsense 18) Nuchter 19) Objectief 20) Onpersoonlijk 
wat met zaken te maken heeft vb: dit is een zakelijke belasting
•zoals dat onder zakenlieden gebruikelijk is. •tweede betekenisomschrijving.
pragmatisch
Efficiënt, goed georganiseerd.