ze pronoun Uitspraak: [ zɛ ] 1) <dit zeg je als je het over een vrouw hebt> Voorbeeld: 'Ze zag me niet.' Synoniem: zij 2) <dit zeg je als je het over twee of meer mensen of dingen hebt> Voorbeeld: 'Ze hebben geen fiets, ze komen altijd in een auto.' Synoniem: zij Synoniemen: zij Spreekwoorden en zegswi...
1) Aanspreektitel 2) De mensen 3) Kardinaalstitel 4) Men 5) Persoonlijk voornaamwoord 6) Voornaamwoord 7) Voorwerpsvorm van een persoonlijk voornaamwoord 8) Zeer eerwaarde (Afk.) 9) Zij 10) Zijn edelheid (Afk.) 11) Zijne Edelheid 12) Zijne eerwaarde (Afk.) 13) Zijne Eerwaardigheid 14) Zijne Eminentie 1) Men 2) Zij 
derde persoon enkelvoud vrouwelijk, of meervoud, subject vb: waar is Jopie? Ze zit in de tuin Synoniem: zij
•clitische vorm van zij; derde persoon vrouwelijk enkelvoud. •clitische vorm van zij; derde persoon meervoud (onderwerp). •clitische vorm van hen of hun; derde persoon meervoud (voorwerp).
persoonlijk voornaamwoord
persoonlijk voornaamwoord
De grootste afdeling in elke instelling. Als `ze` de dingen aanpakken kan de rest verder werken. Helaas is deze afdeling in elke organisatie onvindbaar...