de zeurpiet zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: zeur·piet Verbuigingen: zeurpieten (meerv.) Verbuigingen: zeurpietje (verkleinwoord) iemand die zeurt Voorbeeld: 'Wat is Kees toch een zeurpiet!' . Synoniemen: geitenbreier kankerpit pieper pietlut zanik zeikerd zemel zeur zeurkous 3 definities...
1) Doordrammer 2) Erwtenteller 3) Geitenbreier 4) Huilebalk 5) Iemand die op alles een aanmerking heeft 6) Kankerpit 7) Klepzeiker 8) Knorrepot 9) Miereneuker 10) Pieper 11) Pietlut 12) Rozijnenkauwer 13) Teut 14) Vervelend mens 15) Vervelend persoon 16) Zanik 17) Zaniker 18) Zeikerd 19) Zemel 20) Zemelaar 1) Drammer 2) Dreiner 3) Emmer 4) Geitenbreier 5) Huilebalk 6) Jengel 7) Kermer 8) Knorrepot 9) Meier 10) Melker 11) Mem 12) Meijer 13) Rozijnenkauwer 14) Temer 15) Zanik 16) Zaniker 17) Zanikpoot 18) Zanikpot 19) Zeikerd 20) Zeiksnor 21) Zemel 22) Zemelaar 23) Zeur 24) Zeurkous 
iemand die zanikt (toon de herkomst via de etymologiebank)
iemand die steeds zeurt vb: je bent een zeurpiet als je steeds om een ijsje vraagt
iemand die altijd iets te zeuren of te klagen heeft; zeurkous
iemand die zanikt