de zwaluw zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ ˈzwalyw ] Afbreekpatroon: zwa·luw Verbuigingen: zwaluwen (meerv.) zangvogel Voorbeeld: 'huiszwaluw' Eén zwaluw maakt nog geen zomer. (één enkel gunstig voorteken geeft nog geen zekerheid) Spreekwoorden en zegswijzen • een zwaluw maakt de lente niet (=een omstan... Gevonden op https://woorden.org/woord/zwaluw
kleine, veelal donkergevederde trekvogel met een witte buik en een diep gevorkte staart, die zeer wendbaar en vaak in groep door de lucht scheert om insecten te vangen, en de seizoenswisselingen in onze streken aankondigt door zijn vertrek in de herfst en terugkeer in de lente Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/zwaluw
trekvogel met staart in de vorm van een V vb: de zwaluwen bouwden een nest in de schuur van Kolk één zwaluw maakt nog geen zomer [als één ding goed gaat, wil dat niet zeggen dat de rest ook goed gaat] Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/