
1.afdak. Voorbeeld: ‘
Hij bleef staan onder 't aanklad, in 't deurgat van de koestal’ 2.bijgebouw. Voorbeeld: ‘
De woningen, hoevetjes, hutten, koeiplekjes, kortstulpen en aankladden uit stro en leem, met doorzakte daken en scheve wanden, liggen tegen beide hellingen aangeplakt’
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0004.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.