afzien werkw. Uitspraak: [ 'ɑfsin ] Afbreekpatroon: af·zien Vervoegingen: zag af (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft afgezien (volt.deelw.) het moeilijk hebben Voorbeeld: 'afzien tijdens een barre schaatstocht' Synoniem: lijden Synoniemen: afstand doen lijden Intensiveringen Hoe kun je afzien krachtiger uitdrukken? afzien als...
1) Verwant 1) Zwaar beproefd worden 2) Overgeven 3) Quiteren 4) Hevig lijden 5) Het heel moeilijk hebben 6) Ploeteren 7) Moeilijk hebben 8) Afstand doen 9) Afkijken 10) Zwaar ploeteren 11) Laten varen 12) Sportterm 13) Spieken 14) Lijden 15) Niet meer willen 16) In zijn geheel overzien 17) Opgeven 18) Lijden in de sport 
1.bekijken (WNT) (Te) Voorbeeld: ‘Lies, die dat stond af te zien, vroeg:...’ (Lenteleven IV 69) 2.dulden, lijden, uitstaan (Te) Voorbeeld: ‘De kapelaan kreeg het voorgevoel dat die dames wel wat last en moeite zouden meebrengen op reis! Hij zou er wel wat meê afzien!!’ (Dorpslucht II 129)
(in de sport) lijden
lijden
lijden, pijn doorstaan (toon de herkomst via de etymologiebank)
iets ergs voelen vb: het was wel afzien tijdens die marathon Synoniem: lijden
•besluiten iets niet te doen. •lijden, ongemak doorstaan, o.a. in de sport. •spieken •: (+audio)
besluiten er afstand van te doen
dit wordt door de Maritieme Encyclopedie verklaard met: het bepalen van de gemiddelde inzinking van een vaartuig aan de hand van de diepgangsmerken vóór en na het lossen of laden teneinde het geladen of geloste gewicht vast te stellen of te controleren. Meer gebruikelijk is het om van ijkopname te spreken. Men gebruikt daarvoor trouwens niet de ....