afwerken, afwikkelen, afdoen, er af komen met (WNT) - Voorbeeld: ‘Theresia wilde het goedkoop afstoven, maar Irmatje was gesteld op een begrafenis met de grote klok en veel waskeersen rond de lijkbaar’ Gevonden op https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0004.php