belasten werkw. Uitspraak: [ bəˈlɑstə(n) ] Afbreekpatroon: be·las·ten Vervoegingen: belastte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft belast (volt.deelw.) 1) iets dat vervoerd moet worden leggen (in of op iets) Voorbeeld: 'de auto te zwaar belasten' belast en beladen zijn (veel zorgen en problemen hebben) 2) iemand...
1) Chargeren 2) Bepakken 3) Beschuldigen 4) Bevrachten 5) Bezwaren 6) Onereren 7) Accijns heffen 8) Laden 9) Aanslaan 10) Met een verplichting bezwaren 11) Drukken 12) Opdragen 13) Opzadelen met 14) Beladen 15) Opzadelen 
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (Handel) op iemands rekening brengen, in het debet schrijven.
Let op: Spelling van 1858 (kooph.) bij het boekhouden een' post op iemands debet of schuldzijde brengen
echt Nederlandsche handelswoorden (1914):op iemands rekening brengen.
iemand iets opdragen vb: zij is belast met de zorg voor de kinderen
• [ov] gewichten plaatsen op. • [ov] als prestatie vergen. • [ov] opdracht geven tot. • [ov] iets bezwaren met een verplichting. • [refl] "zich ~ met": de verantwoordelijkheid of uitvoering van iets op zich nemen.
gewichten plaatsen op; iemand iets opdragen; bezwaren met geldelijke verplichting
(Eng: loading) 1. Het toevoegen van verkeer aan een communicatiesysteem of een component. 2. Het toevoegen van een additionele impedantie om daarmee het werkelijke of het reactieve vermogen van een circuit te vergroten. 3. In telefoniesystemen met meervoudige kanalen verwijst de term naar het vermogen dat nodig is als een functie van het aan...
[Let op: mogelijk oud Nederlands van 1400-1800] (iets met iets) bezwaren