bemachtigen werkw. Uitspraak: [ bəˈmɑxtəxə(n) ] Afbreekpatroon: be·mach·ti·gen Vervoegingen: bemachtigde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft bemachtigd (volt.deelw.) met veel moeite krijgen Voorbeeld: 'kaartjes voor het concert weten te bemachtigen' Synoniemen: aangrijpen grijpen loskrijgen overmeesteren vastgrijpen 
1) Zich meester maken 2) Vaandelen 3) Vangen 4) Vastgrijpen 5) Aangrijpen 6) Loskrijgen 7) Opsnappen 8) Overmeesteren 9) Nemen 10) Innemen 11) Grijpen 12) Overweldigen 13) Verkrijgen 14) Veroveren 15) Versieren 16) Bezetten 17) Bejagen 18) Buitmaken 19) Zich eigen maken 20) Verwerven 
met veel moeite te pakken krijgen Voorbeeld: Ik heb de tickets weten te bemachtigen.
met veel moeite te pakken krijgen vb: hij had een plaats op de eerste rij bemachtigd Tegenstellingen: verliezen kwijtraken
door inspanning verkrijgen
Bemachtigen betekent in de wacht slepen. [basiswoordenlijst groep 7]