bespioneren werkw. Uitspraak: [ bəspio'nerə(n) ] Afbreekpatroon: be·spi·o·ne·ren Vervoegingen: bespioneerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft bespioneerd (volt.deelw.) stiekem naar (iemand) kijken en informatie verzamelen Voorbeelden: 'concurrenten bespioneren' , 'Hij bespioneerde zijn politieke tegenstanders.' , 'surfgedrag va...
1) Bespieden 2) Nagaan van iemands gangen 3) Nagaan 4) Nagluren 5) Stiekem kijken 6) Heimelijk volgen 7) Naloeren 8) Spioneren 9) Spieden 10) Begluren 
• [ov] heimelijk proberen geheime informatie van iemand of een organisatie te verkrijgen
Bespioneren betekent stiekem bekijken. [basiswoordenlijst groep 7]