
Spreekwoorden: (1914)
Bestand zijn (tegen),d.i. tegen iemand of iets kunnende standhouden, er tegen opgewassen zijn. Het bijv. naamw. bestand is eene samenstelling van be (toonlooze vorm van bi) en het znw. stand, toestand, gesteldheid, staat, zoodat ‘bestand zijn’ eig. wil zeggen ‘in staat zijn’,...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Bestand zijn (tegen),d.i. tegen iemand of iets kunnende standhouden, er tegen opgewassen zijn. Het bijv. naamw. bestand is eene samenstelling van be (toonlooze vorm van bi) en het znw. stand, toestand, gesteldheid, staat, zoodat ‘bestand zijn’ eig. wil zeggen ‘in staat zijn’,...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.