de blindedarm zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ blɪndə'dɑrm ] Afbreekpatroon: blin·de·darm Verbuigingen: blindedarmen (meerv.) zakvormig uiteinde van de dikke darm Voorbeeld: 'operatie aan de blindedarm' Synoniem: caecum 
1) Orgaan 2) Lichaamsdeel 3) Inwendig orgaan 4) Deel van het maag-darmstelsel 5) Darmaanhangsel 6) Appendix 
begin van de dikke darm
doodlopend deel van de dikke darm vb: zij moest naar het ziekenhuis vanwege een blindedarmontsteking
begindeel van de dikke darm dat als een zak lager ligt dan waar het laatste deel van de dunne darm aansluit; aan de blindedarm zit een wormvormig aanhangsel, de appendix; dat is vaak wat mensen bedoelen als ze blindedarm zeggen en dat is het gedeelte dat ontsteekt bij een blindedarmontsteking