de bonbon zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ bɔmˈbɔn ] Afbreekpatroon: bon·bon Verbuigingen: bonbons (meerv.) luxe chocolaatje met vulling Voorbeeld: 'kersenbonbons' Synoniem: praline Synoniemen: chocolaatje 7 definities...
1) Chocola met vulling 2) Chocolaatje 3) Genotmiddel 4) Gevuld chocolaatje 5) Lekkernij 6) Praline 7) Rumboon 8) Snoep 9) Snoeperij 10) Stad op Haïti 11) Zoete lekkernij 1) Chocolaatje 2) Lekkernij 3) Praline 4) Rumboon 5) Zeebanket 
Let op: Spelling van 1858 Fr., suikergoed. Bonbonniaire, een suikergoeddoosje; ook eene vrouwenmuts
chocoladesnoepje (toon de herkomst via de etymologiebank)
1) lekkernij die bestaat uit een omhulsel van chocolade gevuld met suikerwerk, likeur of crème in diverse smaken; chocolaatje met vulling; praline 2) klein snoepje 3) hartig gerecht dat bestaat uit een omhulsel met een zachte vulling, bijvoorbeeld een zalmbonbon met een vulling van roomkaas
•een lekkernij bestaande uit een omhulsel van chocolade en een vulling van room, likeur, crème of iets dergelijks.
snoepgoed
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] suikergoed.
snoepgoed