
culpabiliseren werkw. Uitspraak: [ kʏlpabili'zerə(n) ] Afbreekpatroon: cul·pa·bi·li·se·ren Vervoegingen: culpabiliseerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geculpabiliseerd (volt.deelw.)
(iemand) beschuldigen, zich schuldig laten voelen Voorbeeld: 'Het heeft geen enkele zin om groepen mensen te stigmatiseren of te culpabiliseren...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/culpabiliseren
Geen exacte overeenkomst gevonden.