1.klappen, slaan, het geluid Voorbeeld: ‘flik’ geven Voorbeeld: ‘De klink flikte en de hengels kriepten’ 2.met een geweer schieten Voorbeeld: ‘Piepers en trompetten werden beproefd, geweertjes geflïkt en alles verlegd en verdaan’ Gevonden op https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0009.php
handig en op een onplezierige manier voor elkaar krijgen vb: hij heeft het weer geflikt hoor! dat moet je me niet meer flikken [dat moet je niet meer doen] iemand een geintje flikken [iets lelijks met hem uithalen] Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/