fluctueren werkw. Uitspraak: [ flʏkty'werə(n) ] Afbreekpatroon: fluc·tu·e·ren Vervoegingen: fluctueerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gefluctueerd (volt.deelw.) telkens weer verschillend zijn Voorbeelden: 'De dichtheid van de atmosfeer van Mars kan sterk fluctueren.' , 'Door de politieke onrust fluctueert de benzineprijs.' Sy... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/fluctueren