fnuiken werkw. Uitspraak: [ 'fnœykə(n) ] Afbreekpatroon: fnui·ken Vervoegingen: fnuikte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gefnuikt (volt.deelw.) zorgen dat een ontwikkeling zich niet kan voortzetten en daardoor bedreigend Voorbeeld: 'Strengere hypotheekregels fnuiken de woningmarkt.' Synoniemen: bekorten Gevonden op https://www.woorden.org/woord/fnuiken
een einde maken aan, beknotten - Woordfeit: Aanvankelijk betekende fnuiken letterlijk `kortwieken`: het afknippen van vogelvleugels om het vliegen onmogelijk te maken. Tegenwoordig heeft fnuiken uitsluitend een figuurlijke betekenis: `beknotten`, `inperken`, met als bijvoeglijk naamwoord fnuikend `noodlottig`. De herkomst van h... Gevonden op https://onzetaal.nl/nieuws-en-dossiers/nieuwsbrieven/woordpost/woordpostarc
Fnuiken is een Nederlands werkwoord en betekent 'beknotten' of 'een einde maken aan'. Fnuiken betekent letterlijk kortwieken, het afknippen van de vleugels van een vogel om te voorkomen dat deze nog langer kan vliegen. Tegenwoordig heeft fnuiken dus meer een figuurlijke betekenis. Het bijvoeglijk naamwoord van fnuiken is 'fnuikend', wat ook wel 'no... Gevonden op https://www.ensie.nl/definitie/Fnuiken