I friseren werkw. Afbreekpatroon: fri·se·ren Herkomst: «Frans Vervoegingen: friseerde (verl.tijd ) Vervoegingen: gefriseerd (volt.deelw.) doen krullen, laten golven van het haar Voorbeeld: 'Het fotomodel droeg een jurkje van zijde en lang gefriseerd haar.' II friseren werkw. Afbreekpatroon: fri·se·ren het plooien of laten rimpelen... Gevonden op https://woorden.org/woord/friseren
Let op: Spelling van 1858 krullen, het haar opmaken. Friseur, kapper, haaropmaker. Frisuur, kapsel, haartooi; randzooming Gevonden op https://dbnl.org/tekst/weil004kuns01_01/