[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] in de taal van het dagelijksch leven goospenning; oorspronklijk: geld, geldstuk, dat men bij het aangaan van koop of huur aan de armen ‘om Godswil’ gaf; later handgeld tot bevestiging van een koopovereenkomst (art. 1500 Burg. Wetb.), of een huurovereenkomst (art. 1604 Burg. ... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/beer004woor01_01/beer004woor01_01_0011.php