goedgelovig bijv.naamw. Uitspraak: [ xutxəˈlovəx ] Afbreekpatroon: goed·ge·lo·vig als je bijna alles gelooft wat tegen je gezegd wordt Voorbeeld: 'We luisterden goedgelovig naar zijn ellendige verhaal en gaven hem 100 euro. Nu blijkt hij een oplichter.' Synoniemen: blind lichtgelovig naïef 1 definitie... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/goedgelovig