de graat zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ xrat ] Verbuigingen: graten (meerv.) onderdeel van het skelet van een vis Voorbeeld: 'De vis is gefileerd, maar er kan nog een graatje in zitten.' Synoniem: visgraat van de graat vallen (heel veel honger hebben) niet zuiver op de graat zijn ((van iets of iemand) onbetrouwbaar zijn) geen graten in...
1) Lichaamsdeel van een vis 2) Lastig bij het vis eten 3) Fijn visbeentje 4) Rest van vis 5) Afval van vis 6) Scherpe bovenkant van een bergrug 7) Bot in vis 8) Visgeraamte 9) Beentje van een vis 10) Beenderen 11) Beenderachtig deel 12) Deel van een vis 13) Braam op de snede van een mes 14) Geraamte 1) Britse munt 
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Graat``] Zie Berg
been van vis
Let op: Spelling van 1858 eene Engelsche kleine munt, ter waarde van omtrent 4 stuivers
visbeen (toon de herkomst via de etymologiebank)
stukje bot of geraamte van een vis vb: we hebben lekker gegeten van de vis, alleen de graten bleven over
•botje van een vis.
[Vergeten woorden] (m.) gehuil, geween [~ graten]
been van vis; scherpe rand of kant